Geschiedenis

RUIM HONDERD JAAR FEEST GEDRUIS IN HAARLEM OFWEL DE GESCHIEDENIS VAN FEESTWINKEL JAN MONNIKENDAM.

Links: Uitnodiging voor een Bal Masque et Paré in het paleis van Volksvlijt te Amsterdam 1896.
Rechts: Omslag van een catalogus voor feestartikelen van een bedrijf in Keulen, 1911/1912

Zou Juda Monnikendam gedacht hebben dat men in Haarlem geen feest kon vieren of het nog moest leren, toen hij op 17 oktober 1900 vanuit Amsterdam naar Haarlem verhuisde en een aantal maanden later zich als koopman en arrangeur van feest- en bruiloftspartijen in de Spaarnestad vestigde? Wie zal de gedachte spinsels van een kennelijk professionele feestganger doorgronden die zich de maatschappelijke plicht had opgelegd om anderen te vermaken en de zonnige kant van het leven in te laten zien?

Monnikendam kreeg bij zijn geboorte de naam Juda, doch hij liet zich later gewoon Jan noemen. Hij werd geboren te Amsterdam op 23 augustus 1867 als zoon van Joodse ouders. Zijn vader Abram (of Abraham) Salomon Monnikendam en zijn moeder Schoontje Wijnberg hadden, naar zou blijken, hun zoon bij de geboorte een artistieke aanleg meegegeven en gezorgd dat deze zijn talenten kon ontwikkelen met een gezonde dosis Amsterdamse humor, die later de Haarlemse bevolking ten goede zou komen. Samen met zijn in 1859 geboren collega Albertus Lequin leidde Juda in Amsterdam dansavonden, bruiloften en partijen. Verder was hij dansleraar en muzikant, dus van alle markten thuis. Zowel bij particulieren als in openbare gelegenheden, zoals het Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein vonden dergelijke partijen plaats.

Links: Uitnodiging voor een Bal Masque et Paré in het paleis van Volksvlijt te Amsterdam 1896.
Rechts: Omslag van een catalogus voor feestartikelen van een bedrijf in Keulen, 1911/1912

Het gezin van Juda en Catharina Monnikendam-Bierboom, circa 1904. In het midden de kleine Martina en de in 1896 geboren Marius Monnikendam.

Of daarmee eind 19e eeuw in Amsterdam veel te verdienen was mag worden betwijfeld, want toen Juda op 14 oktober 1896 te Haarlem trouwde met de 30- jarige Haarlemse Catherina Cornelia Bierboom, vertelde hij de ambtenaar van de burgerlijke stand De Haan Hugenoltz dat hij winkelbediende van beroep was. Waarschijnlijk verdiende hij daarmee zijn dagelijks brood en zorgden de artistieke uitingen voor het beleg. Tijdens de huwelijkssluiting werd hun eerste kind Marinus Adrianus Bierboom, die op 28 mei 1896 in het pand Gedempte Zijgracht 14 te Haarlem was geboren en ter wereld was geholpen door de 66- jarige vroedvrouw Clara Maria Jochems-Cappelhof, geëcht en kreeg hij officieel de naam Monnikendam. Het jonge echtpaar ging in Amsterdam wonen.

Waarom Juda op een gegeven moment naar Haarlem verhuisde, is niet bekend. Wel dat hij na zijn verhuizing het pand Gedempte Raamgracht 7 zwart betrok, zich op 17 oktober 1900 als koopman liet inschrijven en in het jaar daarop een winkel begon. Vermoedelijk hebben meerdere overwegingen aan de verhuizing ten grondslag gelegen. Op de eerste plaats kwam Juda’s vrouw uit Haarlem en had daar haar jeugd doorgebracht. Een andere reden kan zijn geweest dat Juda in Haarlem meer mogelijkheden zag om zijn artistieke vaardigheden ten toon te spreiden en aan de man te brengen. Een derde overweging kan zijn geweest dat Juda een niet-joodse vrouw had getrouwd. Hoewel dat meer voorkwam, lag en ligt dat nog steeds gevoelig in de joodse samenleving. Immers het joods zijn wordt via de moeder aan de kinderen doorgegeven. Misschien werd een niet-joodse echtgenote meer geaccepteerd als ze wat verder weg van de familie in Amsterdam woonde.

Het gezin van Juda en Catharina Monnikendam-Bierboom, circa 1904. In het midden de kleine Martina en de in 1896 geboren Marius Monnikendam.

HET EXPERIMENT HAARLEM

Het gezin van Juda en Catharina Monnikendam-Bierboom, circa 1920. Geheel links Marius Monnikendam. Tweede van rechts Jan Monnikendam.

Omdat het gezin niet kon leven van de wisselvallige inkomsten, die het beroep van feestarrangeur nou eenmaal met zich meebracht, begonnen Juda en zijn vrouw in 1901 op de begane grond van het pand Gedempte Raamgracht 7 onder de handelsnaam J.Monnikendam een groot- en detailhandel in feestartikelen en vuurwerk en werden er Sint- en Pietkostuums verhuurd. Specialiteit was de handel in en het verhuren van bruiloftsartikelen. Ook werden er van meet af aan ansichtkaarten van Haarlem verkocht. De winkel lag aan de straatkant en was bereikbaar via een portaal. De woonkamer, de keuken en het privaat lagen daarachter. De locatie van de winkel bleek later een goede keus te zijn geweest, want in de jaren twintig werd in de directe omgeving van zijn huis twee maal per jaar kermis gehouden. En kermis betekent feest en bij feest horen feestartikelen.

Het gezin van Juda en Catharina Monnikendam-Bierboom, circa 1920. Geheel links Marius Monnikendam. Tweede van rechts Jan Monnikendam.

Juda was echter geen zakenman. Al gauw stond hij in Haarlem bekend als een echte feestneus. Zijn vrouw was gelukkig wel zakelijk en bekommerde zich om de winkel, terwijl manlief op bruiloften en partijen speelde, de boel aan de gang hield en zich suf kocht aan allerlei nieuwe dingen die de mensen moesten vermaken. Van maskers tot toeters, van hoedjes tot serpentine, van waaiers tot fopartikelen, van carnavalspullen tot vuurwerk. Door zijn enthousiaste inkoopmethoden namen de voorraden toe en was de winkel al gauw te klein. Onder het motto “als de nood het hoogst is, is de redding nabij” huurde hij dan hier dan daar en verhuisde de dozen en overtollige pakken van de tijdelijk overtollige voorraden daar naar toe.

In de populaire volksbuurt de Vijfhoek werd ondanks de soms armoedige omstandigheden regelmatig, volgens sommigen doorlopend gefeest. In de café’s, soms op straat of gewoon bij de mensen thuis. De bewoners deden daarover niet moeilijk en waren altijd wel te vinden voor een of ander partijtje. En als het dan uit de hand liep, dan wist men een en ander ook te vergeven.

Juda’s winkel of beter gezegd de winkel van zijn vrouw was overigens niet het enige adres in Haarlem waar men feestartikelen kon krijgen. Tussen 1900 en 1925 kon de Haarlemmer, die een gezellige avond wilde laten organiseren, ook terecht bij bijvoorbeeld J. van Baren in de Korte Begijnestraat, bij P. van Koningsbrugge in de Spaarnwouderstraat en bij D. de Lange aan de Gedempte Oude Gracht. Ook zij stonden bekend om hun voorraad feest- en bruiloftsartikelen.

ONMISBARE ARTIKELEN

Reclamefolder rond 1920.

Na de eerste Wereldoorlog breidde Juda zijn zaken uit. Dat kon omdat hij het pand Gedempte Raamgracht 5 zwart erbij had gekocht, dat voor die tijd had gediend als woonhuis. De woningen 5 rood en 7 rood waren verhuurd aan derden. Beide huizen moesten het vóór 1920 nog doen met achter de panden gelegen schepputten. Pas in dat jaar kregen zij een ‘ijzeren grondleiding tot het afvoeren van faecale stoffen, huishoud- en hemelwater’. Door de uitbreiding met Gedempte Raamgracht 5 (winkel aan de voorzijde, met daarachter een bergplaats) kreeg het bedijf een andere buurman. In het hoekpand Gedempte Raamgracht/Drappenierstraat zat namelijk van oudsher een café annex koffiehuis, later Café het Stuivertje genoemd. Dit café werd in de 20 ste eeuw tientallen jaren gerund door de familie Meegdes. Daarvoor stonden caféhouders als J.A. Versaan en Hendricus Wilhelmus Wolken achter de tap.

Door de uitbreiding kon ook het assortiment feest- en bruiloftsartikelen toenemen, evenals het aantal kostuums dat werd verhuurd, vooral wanneer een van de dansscholen een bal-masqué organiseerde. Ofschoon Monnikendam nauwelijks adverteerde, wisten veel mensen hem te vinden, want recommandatie speelde een grote rol in het vak. Van alles en nog wat kon men daar krijgen. Voor 20 cent kon men een wolpruik huren, knalbonbons kostten 2 cent en een klaproos met lied 2 ½ cent. En wat te denken van een stinkbom? Voor een dubbeltje kreeg je er drie. Klaplucifers kostten per doosje eveneens een dubbeltje. Voor 1 ½ cent had je een bril met een lied en verder was er een grote sortering lampions, roephoorns, ratels, tamboerijnen en vele soorten opzetkoppen.

Onder het motto ‘Lachen, Lachen, indien men niet durft z’n voordracht te doen, dan zet men zoo’n kop op en het succes is verzekerd’ werd de wat schuchtere klant verleid om verborgen kanten van zichzelf te ontdekken. Ook jeuk- en niespoeder verkocht Monnikendam en nog vele andere artikelen.

RECLAME-UITING

Reclamefolder rond 1921

Om zijn bedrijf wat meer glans te geven besloot Juda voor zijn onderneming een eigentijds logo te laten maken, waarbij zijn motto’s ‘Het grootste adres voor Feestartikelen en Voordrachten’ en ‘Magazijnen van alle artikelen welke op Feesten onmisbaar zijn’ tot hun recht konden komen. Omdat dat goed moest gebeuren, vroeg hij niemand minder dan de tekenaar en schilder Herman Moerkerk om voor hem zo’n logo te ontwerpen. Moerkerk moet die opdracht pas eind jaren twintig hebben gehad, want in 1928 vestigde hij zich pas in Haarlem. Gezien de achtergrond van hun beiden was de samenwerking heel goed te begrijpen. Herman schilderde en tekende heel veel en een groot aantal van zijn tekeningen straalde iets van menselijke humor en tragedie uit. Moerkerk zag er wel wat in en tekende een vijftal clowneske figuren in zwart-wit die met elkaar het wezenlijke van het feestbedrijf moesten weergeven.

Illustratie-ontwerpen van Herman Moerkerk om te gebruiken in verschillende reclame uitingen.

Promotiefolder van 1925

Uit die figuren koos Monnikendam er een die hem het meest aansprak. Herman Moerkerk verwerkte deze tot het logo en gaf het opschrift mee ‘Feestartikelen engros en detail Jan Monnikendam’. Tevens kleurde hij de uitgekozen tekening in. Opmerkelijk op dit logo zijn de verschillende maskers. Waarschijnlijk hebben die te maken met het willen weergeven van de vele ‘gezichten’ die de mens heeft of het verbergen van het kwetsbare innerlijk. Opvallend is ook het asymmetrische getekende wapen van Haarlem op de buis van de afgebeelde figuur die grotesk met zijn verklede aanwezigheid staat te pronken te midden van een aantal feestartikelen. Ofschoon het logo zo’n 80 jaar geleden is gemaakt, prijkt de afbeelding nog steeds op de voorgevel van de panden aan de Gedempte Raamgracht. Het origineel door Moerkerk gemaakt op linnen en geplakt op de gevel zit nu nog onder de huidige kopie.

Van wanneer het boekje De Conferancier of de Vroolijke Ceremoniemeester met de Revue-schets Juffrouw Kwek en Juffrouw Kwak dateert is niet bekend. Het was in ieder geval een vooroorlogse uitgave van Monnikendam, waarvan de inhoud door hemzelf was samengesteld. In het boekje staan vele gezelschap spelletjes, moppen en dansjes.

Onder het kopje ‘parapluie dans’ staat bijvoorbeeld: ‘alle gasten staan in een kring. Drie dames krijgen elk een parapluie, welke moet worden opgestoken. Op walsmaat maken zij een rondje door de kring. Elke dame kiest twee heren, waarna ze aan een der heren de parapluie geeft en met de andere heer een dansje maakt. Nu is het de bedoeling, dat de overblijvende met de parapluie in de hand, deze opgestoken boven het dansende echtpaar houdt. De ceremoniemeester fluit af en de heer zoekt twee dames en zo vervolgens. Dit spel is zeer aan te bevelen’.

Defintieve keuze voor het logo aan de gevel van het pand aan de Ged.Raamgracht.

En onder het hoofdstuk ‘vlug Hollandsch spreken’: Dag baas, de complimenten van mijn baas en de baas vraagt of de baas even bij de baas kan komen en als de baas niet bij den baas kan komen, wil dan de baas even bij mijn baas komen. Dag baas, dit zijn de complimenten van mijn baas. Onderwijl neemt u een beetje jeukpoeder op uw hand en blaast hiervan iets naar de spreker op spreekster. Ze praatten en niessen, maar dit is om te brullen van het lachen’.

Defintieve keuze voor het logo aan de gevel van het pand aan de Ged.Raamgracht.

EEN ARTISTIEKE FAMILIE

Vooromslag van het door J. Monnikendam uitgegeven boekje “de Conferancier”.

Van meet af aan heeft Juda Monnikendam te kennen gegeven dat hij zowel aan groothandelaren als aan particulieren verkocht. Behalve feest- en theaterartikelen omvatte het assortiment later ook goochelspullen die aan bedrijven in geheel Nederland werden geleverd. Ofschoon veel transacties niets met groothandelsactiviteiten te maken hadden, ging Juda toch graag voor groothandelaar door. Immers hij verkocht ook aan winkeliers en wat nog belangrijker was, de term groothandel gaf de indruk dat bij hem goedkoper kon worden gekocht. Het werkte, want vele winkeliers vanuit het hele land kochten van alles van hem. In de jaren twintig waarschuwde hij de klanten dat het beter was om de door hem geleverde feestartikelen niet door ‘zogenaamde Ceremoniemeesters of Komieken’ te laten bestellen, maar bij hem te komen om advies in te winnen. Juda wist heel goed hoe hij zijn eigen publiciteit moest verzorgen, zeker nadat hij als gevestigde feestarrangeur bekendheid had gekregen. Hierdoor was het mogelijk een netwerk van contacten die hem en later zijn zoon Jan geen windeieren zou leggen. Die kunst om anderen te vermaken en te entertainen had hij ook overgedragen op zijn derde kind Johannes (Jan) Martinus Hendrik, geboren te Haarlem op 17 juni 1906. Van Jan jr. is bekend dat hij in de jaren dertig in menige bioscoop was te vinden, waar hij de muziek verzorgde bij de zogenaamde ‘stomme films’.

Dia glasplaat gebruikt voor bioscoopreclame. Ontwerp en uitvoering van Herman Moerkerk.

Verder had hij zich op jonge leeftijd al bekwaamd in het slagwerkspel en maakte hij van het zorgvuldig opgebouwde netwerk van zijn vader handig gebruik. Zo trad hij met zijn inmiddels gevormde band Harlem Kings in februari 1925 bij de dansschool Gebroeders Kwekkeboom in de Grote Houtstraat op. Verder verzorgde hij in dat jaar optredens op Rozenhagen, in het Brongebouw, bij de voetbalclubs, in de H.K.B. in de Tempeliersstraat. De zaken van zijn vader en moeder ondersteunde hij door regelmatig muziekinstrumenten te verkopen. De optredens kostten wel geld, bijvoorbeeld de contributie aan de Toonkunstenaarsbond, verzekering van de instrumenten, transportkosten en nieuwe instrumenten. Na verloop van tijd werd Jan leider van de band, die steeds meer werd gevraagd, zoals in het Café Restaurant Brinkmann op de Grote Markt dat omstreeks 1930 een dominante plaats in Haarlem had verworven. Zelf op ´dure partijen´ te Aerdenhout en Bloemendaal werden de Harlem Kings uitgenodigd. Volgens overlevering werd de band in de jaren dertig een keer gevraagd op een partij bij een topzakenman op ´Koekoeksduin´ te Aerdenhout, die tegelijkertijd uit New York de wereldberoemde Blue Bell Girls over had laten komen.

De band The Harlem Kings, circa 1935. Derde van links bandleider en drummer Jan Monnikendam.

 

Dia glasplaat voor reclame doeleinden in de Haarlemse Bioscopen. Herman Moerkerk

Hun oudste zoon Martinus Adrianus, Marius genoemd, mocht naar het conservatorium, nadat hij tussen 1910 en 1914 op een kostschool in Schimmert had gezeten. Toen al kende hij een groot piano repertoire van buiten en was hij verrukt van de muziek van Bach. Zijn hoofdvak aan het Amsterdamse Conservatorium was orgel, waarin hij les kreeg van J.B. de Pauw. Van Sam Dresden leerde hij compositie. In 1924 vertrok hij naar Parijs na toewijzing van een staatsstipendium voor buitenlandse muziekstudie. Daar kreeg hij een jaar les van Vincent d´Indy en leerde van hem wel over de muzikale ethiek.

Na Parijs keerde hij weer terug naar zijn ouderlijk huis, waar hij zich als toonkunstenaar liet inschrijven. Marius werd hoofdleraar aan het Rotterdamse Conservatorium en het muziek lyceum te Amsterdam. Hij schreef ook veel over muziek en was criticus bij de Maasbode. Hij heeft verschillende composities gecomponeerd en kreeg hij vooral in Den Haag en omgeving bekendheid. Over die bekendheid stond in De Tijd van 1 februari 1961 te lezen: ‘van Marius Monnikendam en Henk Badings werden in de Amerikaanse stad Detroit werken voor orgel en andere instrumenten uitgevoerd. Van Marius een concert voor orgel en strijkers’.

Eén van de zwart-wit ontwerpen voor folders gemaakt door Herman Moerkerk.

Verder schreef de krant toen dat er veel lof was voor diens composities en dat ze een belangrijke plaats innamen in het repertoire van serieuze muziek. Over Marius Monnikendam schreef Herman Hofhuizen in de Tijd van 31 augustus 1957 dat hij een duidelijke aanleg had voor het schrijven van ‘eigentijdse’ stukken die in brede kring werden aanvaard. Henk Badings gaf in De Hedendaagse Muziek hoog op van de door Marius in 1934 gecomponeerde ‘Missa Nova’ en Willem Pijper deed dat in De Groene Amsterdammer over ‘De Boetepsalmen’. Een van de mooiste lofuitingen kwam wel van Leo Hanekroot in 1966 in De Tijd toen hij schreef dat de werken van Marius als extatisch, byzantijns gewogen musicus tot de hoogtepunten van het nationale muziekleven behoorden.

WEL EN GEEN MOEILIJKE TIJD

Tijdens de crisisperiode van de jaren dertig en in de oorlogsjaren heeft het bedrijf het niet slecht gehad. Hoe slecht de omstandigheden ook waren, naar feestpartijen bleef vraag en deze werden dan ook regelmatig georganiseerd. Menigmaal werd Juda en daarna zijn zoon Jan Monnikendam uitgenodigd op een ‘dik feest’ bij de boeren in Schalkwijk of in de Haarlemmermeer polder. Dan kwamen ze met kostuums en allerlei feestartikelen om bijvoorbeeld de overal bekend geworden Oranjefeesten op te luisteren.

Dia glasplaat voor reclame doeleinden in de Haarlemse Bioscopen. Herman Moerkerk

Eén van de zwart-wit ontwerpen voor folders gemaakt door Herman Moerkerk.

Op 29 december 1938 overleed Juda op 71 jarige leeftijd in het Haarlemse Ziekenhuis Sint Joannes de Deo. Al snel bleek dat door het inkoopbeleid van Juda de voorraden zich hadden opgestapeld. Zoveel zelfs, dat het bedrijf het zo’n zeven à acht jaar met de bestaande voorraad kon doen. Omdat zoon Jan de band bleef leiden zette weduwe Catherina Cornelia Monnikendam-Bierboom onder de handelsnaam van haar overleden man de zaak voort. Kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit. Dat betekende dat het met het verhuren van kleding grotendeels was gedaan. Door de aanwezigheid ervan echter gelukte het Catharina om bij de Duitsers extra rantsoenen zeep te krijgen omdat anders de kleding niet regelmatig gewassen zou kunnen worden. De extra zeep en de enorme hoeveelheid feestartikelen werden gebruikt als ruilmiddel. Door de contacten met de boeren van Schalkwijk kon op die wijze aan eten worden gekomen. Verder had zoon Jan een groot deel van de feestartikelen onder de vloeren verstopt, omdat de Duitsers hem niet dankbaar zouden zijn, wanneer ze bij hem nog vlaggetjes, oranje mutsen en borden met “Lang leven Koningin Wilhelmina’ zouden vinden.

Bal-masque maskers uit folder ca. 1915.
Lampionen uit folder ca. 1915.

Uit de schaars overgebleven correspondentie uit het concentratiekamp blijkt dat Jan erg gehecht was aan zijn moeder. Hij schreef eens per 2 weken –meer mocht trouwens niet- en vroeg regelmatig om pakjes met inhoud. Belangrijk was ook het lezen van de Sport Echo. Zijn eerste brief werd op 8 maart 1943 ontvangen in Haarlem. Daarin maakte hij zich grote zorgen om zijn moeder en spoorde Jopie –zijn latere echtgenote Johanna Clasina Hogervorst- aan ‘haar best te doen in de zaak’. Verder vroeg hij om voetbalkousen, een schoon overhemd met vaste boord, broek en borstrok en om ‘cigaretten door Jopie gemaakt, minstens 80 in de week, doosjes is ook goed. Shag en vloetjes ook goed’.

Uit een andere brief bleek dat hij zich op afstand met de gang van zaken in de winkel bleef bemoeien. Verder vroeg hij steeds weer om allerlei mensen te mobiliseren om zich met de zaak te bemoeien. Zijn grote passie voor het drummen bleek eens te meer toen hij in een brief van 13 april 1943 aan zijn moeder schreef: ‘Ik mag van de commandant mijn instrumenten laten komen, zodoende deze extra brief. Zend u mijn groote en kleine trom en mijn koffer dadelijk op en laat De Boer even mijn troms nazien of ze goed zijn, vooral mijn kleine trom’.

De brieven waren behalve wanneer het ging om het sturen van etenswaren en andere spullen vrij cryptisch maar waarschijnlijk wel begrijpelijk voor ingewijden. Na zijn thuiskomst drongen de gevolgen van de Duitse maatregelen met betrekking tot de Joodse medeburgers pas goed tot het gezin door. De meeste broers en zusters van zijn vader en verder ook neven en nichten waren via Westerbork op transport gezet naar Duitsland en Polen. Pas na de oorlog zou blijken hoe rampzalig dat was geweest. Meer dan 110.000 Nederlandse Joden waren in een van de vele kampen bezweken of in de gaskamer omgekomen, waaronder verschillende familieleden.

DE NAOORLOGSE PERIODE

Na de oorlog vroeg Jan Monnikendam op 24 november 1945 aan de burgemeester van Haarlem om het bedrijf van zijn ouders te mogen voortzetten. Uit het verzoek blijkt hoe veelzijdig hij was en wat hij allemaal in zijn leven had gedaan. Vanaf zijn 22 ste jaar was hij dansleider geweest en ‘de eer gehad zeer deftige partijen tot volle tevredenheid te leiden’. Hij had voor de oorlog de dansleiding verzorgd bij het 25 jarig jubileum van de Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Holland baron Roëll, bij het vijf jarig bestaan van de Haarlems Kegelbond, bij vijftig feesten van de Kennemer Golfclub en tijdens twee seizoenen van Paviljoen Riche te Zandvoort. Verder verzorgde hij in 1945 ongeveer dertig Canadese en Engelse feestavonden en eind 1945 was hij nog steeds bezig dergelijke avonden voor de Engelse militairen in Hotel den Hout te organiseren. In ieder geval kreeg Jan op 7 januari 1946 van Burgemeester Reinalda toestemming om in Haarlem ‘tot wederopzeggings’ als dansleider op te treden.

De Gedempte Raamgracht tijdens de bevrijdingsfeesten na de Tweede Wereldoorlog, 1945.

In 1946 volgde Jan zijn moeder op en zette de onderneming voort onder de handelsnaam ‘Haarlems Feestartikelenmagazijn’. Uit de nalatenschap van zijn in 1938 overleden vader kocht hij de panden Gedempte Raamgracht 5-7 en beloofde zijn moeder dat zij, zolang zij leefde, daarin mocht blijven wonen. De in Bennebroek wonende Jo Hogervorst bleef als huishoudster en winkelhulp assisteren. Verder werd de zaak ingericht als theaterbureau.

Opnieuw moest worden ingekocht. Na de oorlog bleek dat een winkeltje in de Doelstraat nog over een hele partij oud vuurwerk beschikte, misschien al zo’n twintig jaar oud. Jan werd benaderd of hij het over wilde nemen. Om de prijs te drukken en waarschijnlijk omdat ie er ook niet zoveel verstand van had, vertelde hij dat het oude vuurwerk niets meer waard was en het wellicht niet eens meer wat zou doen. Dus moest het uitgeprobeerd worden.

Op het binnenplaatsje van één bij één meter achter de winkel werd vervolgens wat vuurwerk aangestoken. Het kruit had echter door zijn ouderdom juist veel meer kracht gekregen. Het gevolg was dat het net leek alsof de hele Vijfhoek door het felle licht en de rookontwikkeling in brand stond. Het vuur was weer gedoofd voordat de brandweer arriveerde. Die kon slechts constateren, dat er een dikke rookwolk boven de huizen hing. Jan, die zich ongemerkt tussen het publiek had begeven, hield zich van de domme, zodat de brandhaard nooit is ontdekt.

Jan Monnikendam met zijn echtgenote Jo en een klant in de winkel in de jaren vijftig.

Jan besloot vanaf 1947 de Neurenberger Spielwarenmesse in Duitsland te bezoeken en daar zijn grote inkopen te doen. Iets wat heden ten dage nog steeds gebeurt. Op zo’n beurs liepen de meeste bezoekers zo’n vijf dagen rond om er van verzekerd te zijn geen koopje te missen. Op een ochtend zag hij een mogelijkheid om een partijtje feestneuzen van gaas gemaakt, te kopen. Hij kon het echter met de handelaar niet eens worden over de prijs. Na een biertje in de middag zakte de prijs en steeg het aantal neuzen. Later op de avond –na nog meer biertjes- werd overeenstemming bereikt.

Jos Groskamp vertelt hierover: Mijn oom Jan ging naar huis in afwachting van de levering van de partij. Een maand later, toen hij op het bankje voor zijn winkel in het voorjaarzonnetje zat, manoeuvreerde een grote vrachtwagen voor de deur. De wagen was voorzien van een Duitse kentekenplaat. De Duitse chauffeur stapte uit en begroette mijn oom in het Duits en vertelde dat hij wat ‘Nase’ kwam brengen. De gehele vrachtwagen stond voor met tientallen dozen met feestneuzen. Ik geloof, dat de winkel met drie dozen al vol stond. De rest werd op de stoep neergezet. Uiteindelijk werd voor het restant een pakhuis in de Lange Lakenstraat gehuurd. Mijn tante Jo was zo boos over het gebeurde, dat ze, geloof ik, drie weken niet met mijn oom gesproken heeft.

Heel feestvierend Nederland heeft er smakelijk om gelachen. Hoe kon collega Jan Monnikendam zo dom zijn. Alles kwam echter goed, toen later dat jaar in het televisie programma ‘De Vuist van Willem O. Duys’ de eerste carnavalskraker werd gelanceerd en Toon Hermans zijn lied ‘Mien waar is mijn feestneus’ zong. Meteen na het optreden ging de telefoon met van de eerste collega feestwinkel met de eerste bestelling. Ofschoon hij in die tijd gemiddeld een 300 feestneuzen per jaar verkocht, werden er toen vele duizenden stuks tegelijk besteld. Ik geloof dat alle neuzen uiteindelijk zijn verkocht’.

Jan Monnikendam trouwde uiteindelijk met Jo Hogervorst en het nieuwe echtpaar ging boven de zaak wonen. Op 1 januari 1950 wijzigde Jan de handelsnaam van het bedrijf in J.M.H. Monnikendam en zette het voort als groothandel in feestartikelen en vuurwerk. Aan de Kamer van Koophandel gaf hij op dat de zaak was uitgebreid met de import van feestartikelen en speelgoed. Dit laatste was waarschijnlijk meer een formaliteit, dan dat er sprake was van een echte uitbreiding, want importeren deden de Monnikendams al heel lang.

Het 1 april genootschap onder leiding van Edo van Tetterode bij de onthulling van de waarheid met het welbekende Loeres beeld. Tweede van rechts Jan Monnikendam. 1962.

Grote partijen feestartikelen werden in de jaren vijftig geleverd aan de schepen van de Holland Amerika Lijn te Rotterdam. Door een aandeeltje te kopen kreeg Jan toegang tot de jaarvergadering en benaderde zo de bestuurders voor zijn handel. Zo kreeg Jan in juli 1957 een mega order die hem veel hoofdbrekens kostte. Hij moest tweehonderd dozijn grote en kleine toeters leveren, honderd dozijn roltongen, honderd dozijn waldduivels, honderd dozijn blafhondjes, tongratels, klappers, waaiers, houten fluitjes en ratels. Om dit te kunnen leveren moest hij eerst zijn voorraden aanvullen en ruimte huren in de Vijfhoek om de spullen tijdelijk op te slaan.

Het 1 april genootschap onder leiding van Edo van Tetterode bij de onthulling van de waarheid met het welbekende Loeres beeld. Tweede van rechts Jan Monnikendam. 1962.

Hij had alles compleet, telde alles en er bleek één muziekinstrument te missen en er moest de dag erna afgeleverd worden. Rond bellend, kwam hij uit bij Manie Koopman in Amsterdam. Die had nog wel 100 dozijn echt houten fluitjes liggen in de vorm van een pauw, met een klein veertje erop. Snel de partij opgehaald, maar tijdens het vervoer naar Haarlem lekte uit de verpakking allemaal wit/bruin poeder. Er zaten niet alleen houten fluitjes in de doosjes, maar ook duizenden houtwormen, die lekker aan het smullen waren van de fluitjes. Goede raad was duur, dus de hele buurt moest even mee helpen om het losse poeder te verwijderen, want er was tijdnood.

Nadat alles achter de rug was, benaderde Jan Monnikendam zijn leverancier Manie Koopman om natuurlijk iets van de rekening af te krijgen, want de fluitjes waren allemaal aangetast door de wormen. Hij vertelde dat aan Manie, waarop die vroeg ‘wat heb je betaald?‘ . Jan noemde het bedrag en de reactie van Manie was ‘dan krijg ik de wormen nog….’. Hoeveel humor kan een mens verdragen?
De spullen werden toentertijd allemaal verpakt in oude afgedankte theekisten en door Haarlemse transporteurs naar de boten in Rotterdam gebracht. Ofschoon hij bij grote partijen kortingen verleende, moet hij hierop behoorlijk hebben verdiend.

Op St. Nicolaasavond 5 december 1960 waren alle Sint- en Pietpakken verhuurd en opgehaald. Plotseling meldde zich om 20.00 uur nog een heer in rokkostuum en vroeg om een Sint- en Pietpak voor gebruik die avond in de Stadsschouwburg (bij ons om de hoek) om er een verrassingsstunt mee te doen. Omdat Jan Monnikendam de Stadsschouwburg een heel belangrijke klant vond, stelde hij een geheel nieuw pak met de allermooiste baard en pruik ter beschikking met de mededeling dat huur betalen niet nodig was, omdat men een belangrijke klant graag een plezier wilde doen. De pakken zijn echter tot op heden nooit teruggekomen. Pas achteraf realiseerde Jan zich dat er op Sinterklaasavonden nooit geen voorstellingen waren.

Door de groeiende bekendheid kwamen steeds meer artiesten en kleinkunstenaars de zaak bezoeken. Larette met zijn goochelshow, Louis Davids, Busio, de Mounties met Piet Bambergen en Reneé van Vooren en de toen bekende conferencier Kees de Lange waren vaste bezoekers van Jan Monnikendam. Hoogtijdagen waren natuurlijk de periode rond Sinterklaas, Oud en Nieuw, de carnaval en de jaarlijkse bal-masque’s van de bekende Haarlems Dansinstituten Martin en de toen en nu nog steeds toonaangevende dansschool Schröder aan de Raamsingel.

Eind 1955 –in het jaar dat zijn moeder overleed- kreeg hij nog meer bekendheid. Het Haarlems Dagblad op 31 december onder het kopje ‘Kruit blijft Kruit’ een foto van hem afdrukte maar ook een en ander schreef over de gevaren die aan de verkoop en het gebruik van vuurwerk kleefden. Letterlijk had Jan hierover gezegd: ‘Ze moeten het met grote koppen in de kranten zetten. Ouders! Vuurwerk is geen speelgoed. Kruit blijft Kruit. Ongevaarlijk vuurwerk bestaat niet. Nooit vuurwerk in de handen houden. Aldus de grootste vuurwerk handelaar in Haarlem, die er met zijn collega’s voor zorgt, dat men de jaarwisseling met rotjes en bommen, pijlen en sterretjes luister bij kan zetten’. Volgens de krant verkocht Jan Monnikendam toen al veertig jaar vuurwerk en hij was als het ware tussen de explosieven geboren. Als jongen van 10 jaar had hij al de voordelen van de gouden Vesuvius, het Chinese bouquet en de vuurfonteinen en Romeinse kaarsen staan aan te prijzen. Voor de oorlog op de verjaardag van de Koning Wilhelmina, later na de oorlog met Oud en Nieuw.

Jan Monnikendam achter zijn toonbank tijdens de vuurwerkverkoop in de winkel. 1955.

In 1955 was voor de verkoop van vuurwerk voor het eerst een vergunning nodig. Eén van de buurtbewoners maakte in 1958 bezwaar tegen de verlening, bang als hij was voor een eventuele explosie. Uiteindelijk werd de vergunning na advies van de Haarlemse Brandweer wel verleend. Jan Monnikendam mocht voortaan maximaal 155 kg. vuurwerk voorhanden hebben, waarvan 5 kg. in de winkel en 150 kg. op de zolderverdieping van het woonhuis Gedempte Raamgracht 5 en 7. Dat scheen toen veiliger, omdat bij ontploffing de druk makkelijk weg zou kunnen via het dak! Over zogenaamd groot vuurwerk werd toen niet gesproken, alleen maar van klappertjes, kerststerren, knalkurken en ander klein vuurwerk, dat alleen aan mensen van 18 jaar en ouder verkocht mocht worden. In de jaren vijftig werd al door sommige ouders voor honderd of twee honderd gulden aan vuurwerk ingeslagen en ‘zevenklappers, gillende keukenmeiden, voetzoekers, zilveren elektrische zwermers, gouden ronde atoomkanonslagen, dwergvuurpijltjes, raketten en Romeinse gladiatorenkaarsen’ voor hun kinderen gekocht. Het meeste geld werd toen echter besteed aan een paar knalerwten of rotjes van 3 voor een kwartje. Later werd dat anders. Toen werd het vuurwerk niet alleen zwaarder, maar de discussie rond vergunningen en dergelijke steeds heftiger. Zeker toen er in de jaren zeventig sprake was van een voorraad van maximaal 2000 kg. en de panden aan de Wolstraat 1-3 erbij betrokken waren. Tegenwoordig is alles (wellicht wat overdreven na de vuurwerkramp in Enschede) super beveiligd met alarminstallaties en sprinkler systemen.

Foto van de televisie genomen tijdens de uitzending van het programma “wie van de drie”.

Grote nationale bekendheid kreeg Jan Monnikendam toen hij optrad in het toen zeer populaire Televisie programma ‘Wie van de drie’ met als presentator Nan Baert. Er was toentertijd (1960) slechts één televisie net en heel Nederland had ‘m dus gezien. De maanden na dat optreden (hij werd niet geraden als de echte feestartikelen handelaar, terwijl hij 2 van de 3 jury leden goed kende, ja, toen ook al…en ging met Fl. 300,00 naar huis) was het loei druk in de winkel. Het is nu 55 jaar geleden en nog worden we er in de winkel door ouderen op het wervelende optreden aangesproken.

Uit de nalatenschap van Andries Cornelius Toeset kon Jan in 1961 diens woonhuis en achtergelegen pakhuis aan de Wolstraat kopen. Het adres Wolstraat nr 1 werd voor de oorlog nog gebruikt als een eenvoudige dansschool, niet gerund door de Monnikendammen. Door die aankoop kreeg hij meer opslagcapaciteit en kon hij zijn zaak voortaan ook via de Wolstraat bereiken. In die periode werd er ook veel gedaan als echte groothandel en verkocht Jan veel producten aan collega winkelier uit het hele land.

 

Op 1 november 1973 hield Jan Monnikendam het voor gezien. Hij droeg op 67-jarige leeftijd middels een huurkoopovereenkomst zijn zaak over aan zijn neef Johannes Wilhelmus Groskamp, die op 28 april 1952 te Bloemendaal was geboren en in Vogelenzang woonde en die in 1972 al (om te proeven, of het wat voor ‘m zou zijn) in dienst gekomen was.

Jeannette Groskamp-van Haaster in het interieur van de feestwinkel in 1998.

Samen met zijn vrouw Johanna Wilhelmina Cornelia van Haaster –geboren te Noordwijkerhout op 21 mei 1953- zette hij het bedrijf voort onder de handelsnaam ‘J.W. Groskamp h/o Haarlems Feestartikelenmagazijn Jan Monnikendam’. Daarmee bleef het bedrijf in de familie. Jos Groskamp was namelijk de oudste zoon van de jongste zuster van Jo Hogervorst-Monnikendam en was op die wijze al enigszins vertrouwd met de zaak, die inmiddels was gevestigd in de panden Gedempte Raamgracht 5-7 en Wolstraat 1-3. Vanaf zijn 12 de jaar hielp Jos Groskamp al mee met de vuurwerk verkoop en kwam toen al elke 14 dagen bij Ome Jan en tante Jo langs bijv. om slingers op te hangen, een plankje te verplaatsen of Tante Jo te helpen met de grote schoonmaak 1x per jaar.

Voorbeelden van maskers (opzetkoppen) uit een catalogus omstreeks 1925.

In 1982 kocht Jos Groskamp het winkel woonhuis op de Gedempte Raamgracht 9 erbij, een voormalige sigaren en sigaretten winkel van gevangenis kapper Bert Beuken, bekend om het eeuwig brandende vuurtje op de toonbank waar de klanten hun net aangeschafte waar meteen in gebruik konden nemen. In 1992 wijzigde hij de rechtsvorm in een Vennootschap onder Firma en in 1996 werd het een BV.

Jos Groskamp achter zijn toonbank tijdens de vuurwerkverkoop. 1980

De feestwinkel breidt uit: Gedempte Raamgracht 9 werd omgetoverd tot een heuse winkel voor goochelaars, de Magic Shop en heeft daar tot het jaar 2012 gefunctioneerd. Bijna 30 jaar stond de goochelwinkel aan de wieg van vele beginnende goochelaars, die later wereld beroemd zijn geworden. Het goochelbedrijf werd in 2012 overgenomen door het voormalig personeelslid Ron Timmer. Hij leidt nu met veel elan samen met Gert Piet de Magicshop in Heemskerk.

In 1996 werd geparticipeerd in het concept Showbizz city in Aalsmeer, gecreëerd door Joop van den Ende. Samen met Hans Kazan werd daar de goochelwinkel bestierd met een filiaalhouder en zes verschillende goochelaars.

Na sluiting van Showbizz City werd voor de filiaal chef Richard Mooijekind een nieuwe toekomst gezocht en werd de winkel Theaterland in Gouda erbij gekocht. Theaterland was voorheen Uitgeverij Jongeneel met activiteiten als het uitgeven van boekjes voor het theater, liedjesboekjes en sketches.

Na vijf goede jaren werd in 2005 het filiaal door Richard Mooijekind overgenomen en gaat het voormalige filiaal nu door als ‘de Goudse Feestwinkel’.

In januari 1998 werd er bij de buurman op de Gedempte Raamgracht bij het voormalige café Het Stuivertje wat inmiddels was omgedoopt in een wat onduidelijke coffeeshop een aanslag gepleegd met een Molotov cocktail. Het pand 1-3 werd gedeeltelijk verwoest en was stevig uitgebrand.

Logo van het concept Showbizz in Aalsmeer waarin Jan Monnikendam met zijn goochelaars team participeerde bij Joop van de Ende in samenwerking met Hans Kazan.

Omdat de buurman al een tiental jaren flink overlast gaf met vooral geluid en gedoe op de stoep, waarbij duidelijk werd dat soms ook klanten bij de feestwinkel niet meer naar binnen durfden te komen werd besloten tot onderhandeling met de eigenaar van het verwoeste pand om tot een vergelijk te komen, wat gelukkig lukte.

Op 24 februari 1998 werd de zaak uitgebreid met de panden Gedempte Raamgracht 1-3 en vormen ze tegenwoordig een lang front.

Jos Groskamp achter zijn toonbank tijdens de vuurwerkverkoop. 1980

Logo van het concept Showbizz in Aalsmeer waarin Jan Monnikendam met zijn goochelaars team participeerde bij Joop van de Ende in samenwerking met Hans Kazan.

Sfeerbeeld van de vuurwerkverkoop rond 1985. Jos Groskamp legt uit over vuurwerk.
 Spotprent van toenmalige Burgemeester van Haarlem Mw. Elisabeth Schmitz met Jos Groskamp gemaakt door de vermaarde Haarlemse Kunstenaar Gerrit van Dijk. 1988.

In 2001 vierde Jan Monnikendam zijn 100 jarig bestaan. De Haarlemse Stadsschouwburg werd afgehuurd en er werd een éénmalige grote goochel show avond georganiseerd voor zo’n 800 vaste klanten uit de winkel, die de gala avond geheel gratis konden bezoeken. Door het netwerk dat opgebouwd was in de nationale en internationale goochelkunst stonden er wereld sterren en wereldkampioenen op het podium in Haarlem.

Internationale artiesten traden op tijdens het 100 jarig bestaan van Jan Monnikendam, op 1 oktober 2001 in de Stadsschouwburg op het Wilsonsplein in Haarlem.

Tijdens dit grootse feest werd door de burgemeester van Haarlem, Dhr. Jaap Pop, de onderscheiding van Koningin Beatrix tot Koninklijke Hofleverancier uitgereikt, iets waar ons bedrijf tot op de dag van vandaag zeer trots op is.

Het winkelteam in het jaar van het 100 jarig bestaan in 2001. Links in het midden Jos en Jeannette Groskamp, de derde generatie bij Jan Monnikendam.

Jan Monnikendam overleed te Haarlem op 26 februari 1989 en zijn vrouw Jo Monnikendam-Hogervorst overleed te Bennebroek op 29 augustus 1998.

In 2010 werd voor het bedrijf een nieuwe V.O.F. opgericht met als nieuwe vennoot Johanna Maria Groskamp (Janneke) dochter uit het huwelijk Jos Groskamp en Jeannette van Haaster. Janneke is het tweede kind en werd vooraf gegaan door Dominicus Maria Groskamp (Dennis) die beiden in het pand Gedempte Raamgracht 5-7 geboren zijn. De vierde generatie is dus al werkzaam in het familiebedrijf.

In 2013 werd Janneke en haar partner André van der Weiden al verblijd met de geboorte van hun dochter Fe’. Zou dat de vijfde generatie in de feestwinkel van Jan Monnikendam kunnen zijn ?

Wanneer de klant of bezoeker feestartikelen wil kopen, moet hij nog steeds de ouderwetse winkeldeur met de voor sommige mensen moeilijke deurknop (authentiek van voor de oorlog) binnen gaan. De kleuren vliegen je dan tegemoet. Vele tientallen maskers kijken je dan in afwachting aan om pas tot leven te komen op een of ander partijtje, bij een act of een gemaskerd bal.

Kunstmuizen en spinnen, vingers in het bloed liggen roerloos in een glazen bak. Je kan het zo gek niet bedenken en het ligt in de winkel, allemaal op een vaste plek. In de panden 1-3 is de kleding ondergebracht: hoeden, pruiken, snorren wambuizen, kunstmatige voorzetstukken enz. alles om de mens in een andere gedaante te laten kruipen.

Netjes gerangschikt en feilloos vindbaar door de huidige eigenaar, die zich net als de oprichter thuis voelt in een wereld waar we allemaal wel eens vertoeven. Die van de fantasie.

De geschiedenis van Jan Monnikendam werd opgetekend door Marcel Bulte van de ook ruim 100 jaar bestaande vereniging “Haerlem”.

Hij haalde zijn verhaal uit diverse bronnen en archieven en uit verhalen van Jos Groskamp.